Page 5 - Blauwe Woorden
P. 5

vuren tussen de drang om te blijven proberen om van de brokken het beste te maken, en de grootmoedige berusting in wat er is. Zover was ik weer eens geraakt. De laatste jaren neigde de wijzer van mijn balans zelfs naar méér dan berusting. Ik kreeg af en toe het gevoel dat ik gelukkig was. En op het eerste gezicht leek het alsof de woelige watertjes van mijn verleden gunstig geëvolueerd waren tot een gestaag verdervloeiende stroom. De grillige zijrivieren die onnodig water opslokten, en de diepere stroomversnellingen waarvan je aan de oppervlakte nauwelijks iets merkt, de verraderlijke draaikolken hier en daar, ze leken onbestaand bij dat egale oppervlak. Zo manifesteerde mijn evenwicht zich, als een schijnvertoning die behoorlijk stand hield tot nu, die telefoon van Jelke.
Ik sta nog altijd met de telefoon in mijn hand en heb de pest aan mezelf. Daarnet was er dat haast onmerkbare vleugje trots omdat mijn dochter-in-nood deze keer naar míj belde. Maar daar bovenop lag nu in een dikke laag de druk van de twijfel, ‘dit kan ik niet’.
Was het daarom dat de woorden die ik zeggen wou, bleven steken in mijn keel? Besliste ik daarom niet nu meteen voor de laatste trein te gaan? Nee, morgen pas. En morgen zal ik dit en morgen zal ik dat. Zo doe ik het al jaren.
Vanuit de keuken zweemt de geur van gegratineerde kaas. Spaghetti.
‘Dat kàn toch niet waar zijn!’ Ik roep het nu. Zoals ik het geroepen heb op de dag dat ik ontdekte dat nanou mijn moeder niet was.
Ik was acht jaar en een buitenkind. Volgens de kalender begon precies op die dag de lente. Het weer zat mee, en de zon scheen alsof ze de hele winter had moeten wachten om zich eindelijk weer voluit te kunnen laten gaan. In de tuin van de buren ratelden de stemmen van mijn buurmeisjes. Ze verwachtten me. Ik schikte zorgvuldig mijn kroostrijke poppenfamilie in de oude kinderwagen: de witte babypop en het bruine tweelingzusje, de pop met de slappe benen, en de dikke baby, die ik Mia had gedoopt. Dan nog het jongenspopje, Dirk, met het wegdraaiende oog, en die met het dikke buikje.
‘Haast je maar, ze worden ongeduldig,’ zei nanou nog. Ze zette een ovenschotel klaar, voor de spaghetti van straks. Ik gaf haar een
7


































































































   3   4   5   6   7